Huwelijk, Oldeclooster, Een zware slag, Tweede huwelijk, Kwaliteiten.
De kinderen:
Ysbrand, Frans, Aaltje, Sieb, Michiel, Gerrit, Boukje, Hendrik, Niny, Pietsie.
Relaties met de familie Galema
MEBIUS

Mebius Kramer
Mebius was de achtste van de 9 kinderen van Frans Kramer en Siebrigje Brandsma, de jongste van de vier zonen. Hij werd geboren op 23 maart 1872 op Kubaard. Zoals de andere kinderen is hij in Wommels op de openbare lagere school geweest. Van een verdere opleiding is mij niets bekend. Toen zijn ouders in 1898 van Kubaard naar It Heechhout in Bolsward verhuisden gingen alleen Mebius en zijn jongste zus Pietje mee naar Bolsward.
Dirk bleef op de boerderij. De andere kinderen waren getrouwd. De koop van It Heechhout en de verhuizing daarheen waren onderdeel van een grote onderneming, mede in verband met de opvang van Betsie en haar kinderen, die Half Hichtum hadden moeten verlaten. Pietje trouwde kort daarna, in 1899. In die tijd werd er op It Heechhout niet meer geboerd. In 1896 was alleen de behuizing gekocht. Mebius hielp zijn broer in Kubaard. Daar ging hij op zijn fiets heen. Een gedeelte van het vee op Kubaard was van hem, hetgeen ik ontleen aan het verhaal van de brand op Kubaard, kort voordat hij ging trouwen. Dit verhaal staat beschreven in het hoofdstuk over Dirk.
HUWELIJK

Elisabeth Galama
Mebius trouwde op 29 april 1901 met Elisabeth Galama, geboren op 4 maart 1875 te Wons. Zij was een dochter van Ysbrand Michiels Galama (1847-1886) en Aaltje van der Wey (1852-1885). Haar ouders overleden toen zij amper 10 jaar was. Elisabeth was 4 jaar ouder dan haar zus Akke Galama, die in 1904 de vrouw zou worden van Mebius’ oudere broer Dirk. Betsie, de oudste zus van Mebius en Dirk, was ook met een Galema getrouwd, met Ysbrand Jans Galema. Ysbrand Jans was een volle neef van de vader van Elisabeth en Akke, Ysbrand Michiels Galama.
Zowel Betsie als haar man Ysbrand waren in 1901 al overleden. Hier is sprake van een groot leeftijdsverschil, waardoor Betsies kinderen niet zoveel in leeftijd verschilden van enkele van hun ooms en tantes. Betsies oudste zoon Jan was zelfs vier jaar ouder dan zijn “tante” Akke. Na zijn trouwen ging Mebius boeren op Oldeclooster.
Hetgeen ik van Mebius vertel heb ik op de eerste plaats gehoord van zijn op één na jongste dochter Nini (Regina), die nog op het Heeghout in Bolsward woont. De oorspronkelijke boerderij It Heechhout is in de jaren 50 afgebroken en er is een complex met appartementen voor ouderen voor in de plaats gekomen, dat dezelfde naam draagt. Daar woondenen meerdere familieleden en ik kon er altijd logeren om familieleden in heel Friesland te bezoeken, die mij zeer veel over vroeger vertelden. Intussen is er weer een nieuw Het Heechhout gebouwd. Ik heb mij enkele jaren geleden er enthousiast voor ingeschreven. Maar ik heb er toch van afgezien. Daar heb ik twee redenen voor. Men vraagt mij wel eens, waarom ik niet in Friesland kom wonen. Ik antwoord dan ‘Omdat ik er dan niet meer kan komen!”. Een andere reden is dat dat de Nieuwbouw zó ‘verlicht’ is dat er geen wand meer overblijft om mijn boeken te plaatsen. Overigens heb ik geleerd om nooit “nee” te zeggen.
Een andere bron voor een goede en betrouwbare beschrijving van Mebius is zijn oudste kleinzoon: Mebius in De Bilt. In zijn jeugd tot zijn 20ste jaar toe logeerde hij samen met zijn zus Iet iedere zomer tijdens de grote vacantie op Oldeclooster, waar hij steeds geweldig genoot. Hij vertelt er nu graag over; de kunst van het vertellen heeft hij vast en zeker van zijn grootvader geërfd.
OLDECLOOSTER
De boerderij van Mebius op Oldeclooster is niet zo gemakkelijk te vinden. Oldeclooster is een groep van zeven boerderijen, gelegen in de Hartwerdermieden, die in de Middeleeuwen de kern vormden van een zeer groot bezit van Cisterziënser monniken, rond hun abdij Bloemkamp,die in 1580 werd opgeheven en afgebroken.

Oldeclooster, circa 1960
Men vind Oldeclooster het gemakkelijkst wanneer men van Bolsward via de Sneekerweg de oude weg richting Nijland neemt en dan na enkele kilometers richting links naar Hartwerd gaat. Zodra men het dorp Hartwerd binnenkomt is het eerste huis rechts de plaats waar vroeger de dorpsschool was gelegen (intussen is het het tweede huis geworden). We gaan ongeveer honderd meter verder rechtsaf. We nemen de eerste zijweg links. Daar begint het gebied van Oldeclooster. Onmiddellijk rechts ligt de eerste boerderij, de Vijf Akkers. Verderop ligt aan een weggetje, links, Monnekehuis, de boerderij waar 100 jaar lang de familie Huitema heeft gewoond. Pietje Fongers Huitema was de tweede vrouw van Gerrit Klazes Kramer, Mebius’ grootvader. Voorbij Monnekehuis ligt de boerderij Bloemkamp, het vroegere hart van het oude klooster. Wij gaan het weggetje echter niet in maar rechtdoor. Rechts in het land ligt de vierde boerderij van Oldeclooster: Rondhuis, en dan rijden we recht op de boerderij, waar Mebius heeft geboerd, en na hem zijn zoon Hendrik. Er staat een wit bord met de naam van de huidige bewoner en eigenaar, een vriendelijke boer, die ons alles liet zien wat wij maar wilden. De zesde en zevende boerderij liggen links verderop.

School te Hartwerd, 1910.
Hoofd der school: Meester J. van Dassen.
Naast de meester vlnr
Keno Kingma,
Frans, Aaltje en Ysbrand Kramer,
en Jan Hiemstra.
Nini (Regien), een na jongste kinderen van Mebius en Elisabeth (en een na oudste nog levende kleinkinderen van Frans en Siebrigje Kramer) vertelde ons over de school. Zij vertelt hoe de kinderen, ook zijzelf, vroeger naar de school in Hartwerd liepen: over een boerenreed met een “tille” (een bruggetje) over de Oude Kloostervaart, tussen de boerderijen door van Monnikehuis en Bloemkamp, vervolgens door de weilanden naar de Middelzeedijk en over de weg naar het schooltje: 2 km heen en 2 km terug (klik op de foto, om deze te vergroten)
De school had zes klassen maar slechts één meester. Men zou denken dat het onderwijs niet zo best zal zijn geweest. Toch ging een van Mebius dochtertjes indertijd bij de overgang naar de katholieke lagere school in Bolsward een klas vooruit in plaats van achteruit.

Oldeclooster 6 te Hartwerd
In de stal wijst Nini waar de schommel hing, de haken zitten nog in de balk, maar de boom van waaruit haar broer Frans als kind zijn preken hield staat er niet meer. In de beste kamer zijn de tegeltjes op de muur bewaard en de prachtige ingebouwde rood geverfde kast voor het glasservies tussen de deuren van vroegere bedsteeën is nog helemaal intact en maakt de kamer tot een monument. Nini waant zich thuis en wij vinden het verleden in het heden. De grote ramen in de kamers over de volle breedte van het voorhuis geven een zeldzaam uitzicht over het Friese land. Het is prachtig weer, maar je moet je dit voorstellen midden in de winter.
De boer heeft dit jaar gras in overvloed en heeft niet te klagen. Dat zal honderd jaar geleden wel eens anders zijn geweest, toen er geen bestrijdingsmiddelen waren en verschilllende ziekten gezondheid en voorspoed voortdurend bedreigden.

Niny Kramer te Oldeclooster
EEN ZWARE SLAG
In 1920 trof Mebius en het gezin een zware slag. Vijf maanden na de geboorte van de jongste dochter Pietje overleed Elisabeth 25 augustus 1920, 45 jaar oud, na een angstige tijd, waarin men niet wist of zij na de laatste bevalling weer de oude zou worden in een gezin waar met tien kinderen veel moet zijn omgegaan. Sieb van Kubaard herinnert zich dat de knecht van Oldeclooster hen te voet deze tijding kwam brengen. Er kwam hulp van de familie, vooral van nicht Beth Tiel Groenestege, dochter van Mebius’ zuster Johanna te Steenwijkerwold. Enkele jaren later, op 8 juli 1925, overleed ook nog op 17-jarige leeftijd Mebius’ zoon Michel Ysbrand (geboren in 1907), seminarist in Culemborg.

Gezinsfoto ca 1918 (Pietje is nog niet geboren)
Staande vlnr Frans, Aaltje, Ysbrand en Sieb
Tussen moeder Elisabeth en vader Mebius:
Boukje en Henk met Nini hoog op een stoel.
Vooraan vlnr Michiel en Gerrit.
TWEEDE HUWELIJK
Mebius was goed bevriend met Jacob (Jacobus) Albada Jelgersma op de Kleine Dijlakker te Bolsward, en hertrouwde op 26 juli 1927 diens dochter Petronella Albada Jelgersma, geboren te Bolsward op 15 juni 1887. Zij was de oudste van 6 kinderen in het gezin van Jacob Albada Jelgersma (1861-1923), die in Bolsward op de Kleine Dijlakker nr. 17 een groothandel in gedistilleerd en wijnen dreef, en Paulina Biezen, geboren te Bergen op Zoom (1859-1912). Nelly, zoals haar roepnaam was, had tijdens de ziekte van haar moeder, en daarna, het huishouden bestuurd.

Oldeclooster,
in de mooie kamer.
Op Oldeclooster moest het leven doorgaan in een gezin, waar nog niemand op zijn plaats was, en ik heb begrepen dat dit met behulp van de tweede moeder ook volop gebeurde. Haar kookkunst was een vanzelfsprekendheid. Op de boerderij ging zij op een franciscaanse manier met de dieren om. Zij verstond de kunst om op een geestige manier de betrekkelijkheid van vele dingen te zien. De crisis van de dertiger jaren kwam er aan en ook in deze crisis kreeg Mebius alle steun van haar. De boerderij was gepacht van de familie Verwer. Verwer is een bekende naam in de familie. Idse Verwer was notaris, eerst in Makkum en later in Bolsward en getrouwd met Sytske Galema, een oudtante van Mebius’ eerste vrouw. Mebius had voor de pacht waarschijnlijk te maken met kleinkinderen van Idse en Sytske. Ieder jaar ging hij eenmaal naar Heemstede om de pacht te betalen. Daar werd hij door zijn oudste zoon met de auto opgehaald om in Voorburg te komen logeren. Kleinzoon Mebius herinnert zich dit bezoek van Opa en Oma in de jaren 30. Een onuitwisbare indruk maakte de manier waarop Opa, tijdens een toeristisch bezoek aan het nabije vliegveld Ypenburg, onbevoegd maar onbevangen over het platform naar een geparkeerd vliegtuig liep en de piloot er toe bracht om de geheimen van de cockpit uit te leggen, waarna hij met zijn onafscheidelijke wandelstok rustig naar de wachtende familie terug kuierde.
Anekdote
Mebius had een ‘oude’ fiets. Dat is een fiets met een doortrapper, die niet kon freewheelen. Als je op zo’n trapper ging staan en een aanloopje nam bestond het gevaar dat je met de trapper omhoog werd gewipt. Daarom zat er aan de as van het achterwiel een opstapje. Met je linkervoet daarop stepte je een eindje met de rechtervoet, en bij voldoende vaart zwaaide je je rechterbeen over de fiets heen. Het was voor de al wat oudere en gezette grootvader Mebius niet gemakkelijk. Stoppen, afstappen en opstappen moesten dus zoveel mogelijk vermeden worden! Dit was de reden waarom zijn kleinkinderen uitgestuurd werden om tijdig de hekken voor hem te openen (die thans vervangen zijn door wildroosters).
Als Opa en Oma van de donderdagmarkt te Bolsward terugkwamen, hadden de kleinkinderen geen bezwaar tegen deze taak: voor ieder een in zilverpapier verpakt nougatblok vergoedde veel! Mebius jr, die dit vertelt, heeft grootvader alleen gekend als man op leeftijd.
De fiets van Mebius komt in meer verhalen terug. Met in het donker vóórop een stallantaarn met een brandende kaars of een carbidlamp, en in de winter de dubbele jas tegen de barre kou en wind. Daar komt de uitdrukking vandaan, die ik in Brabant vaak heb gehoord: Friesland, dat scheelt een jas!
KWALITEITEN
Mebius had vele kwaliteiten. Hij was een goede boer met verstand van fokken. Nini vertelt hoe hij vaak naar veetentoonstellingen in Bolsward ging met eigen vee. De stoet werd naast de boerderij opgesteld, alle kinderen moesten dan helpen. De mannen in witte broeken en blauwe hemden, en dan ging het te voet naar Bolsward. Mebius won veel prijzen, vooral met de koe Docter II, en hierdoor kreeg hij weer relaties met grote veehandelaren en mede hierdoor was hij weer in staat na de eerste wereldoorlog vee naar Noord Frankrijk te exporteren, waar de veestapel tengevolge van de oorlog practisch vernietigd was. In de jaren na 1945 bestond deze relatie van Oldeclooster met Frankrijk nog steeds.
Mebius hield ook van orde en netheid op de boerderij. Op het erf slingerde niets rond, alles had zijn plaats. De opstaande kanten van de gôllen (hooi-bergen) onder de grote hoge boerderijkap werden zaterdags met een bezem glad gemaakt, de deel piekschoon geveegd. De hekken op de dammen in het land waren recht en stevig getimmerd. De achterlijven van het vee op stal werden schoongeboend, de staarten opgebonden om niet vuil te worden in de groep.
Mebius, zo komt hij in vele verhalen naar voren, maakte gemakkelijk contact met mensen. Het is opvallend hoe de vier broers: Hendrik, Dirk, Gerrit en Mebius alle vier verschillende persoonlijkheden waren. Mebius verenigde in zich misschien meer opvallend de eigenschappen, waardoor enerzijds Frans Kramer en anderzijds Siebrigje Brandsma, zijn ouders, gekenmerkt werden. De ene ouder van Mebius heb ik getracht te typeren met warmte en vrolijkheid, de ander met een groot talent van organiseren en gevoeligheid voor hetgeen er nodig was.
Mebius was lid van het koor. Hij was muzikaal zoals vele leden van de familie Kramer. Tijdens het koorzingen kon Taeke Popma op hem rekenen: “Mebius, neem eens over!”. De muziek bracht gezelligheid in het gezin. Er waren en kwamen veel jongelui, het vloerkleed ging dan opzij en er werd piano gespeeld en gedanst, daar hield hij van. Hetzelfde wordt verteld over zijn zus Klaske. Zijn kleinzoon Mebius moest – ook in de vakantie – tijdens het melken pianospelen. Soms kwam Opa stilletjes binnen om te luisteren. Hij gaf dan commentaar en liet de 7e Bagatel van Beethoven herhalen: ” dat is een mooi stuk, jongske”.
Mebius praatte gemakkelijk met rijk en arm, met oud en jong. Op Zondagmorgen was het een gedrijf om weg te komen naar de kerk in Bolsward. De brik werd uitgespannen bij de Groene Weide, en dan ging het 10 minuten pratend naar de kerk. Mebius werd door menigeen aangesproken en sprak met menigeen van hoog tot laag. Na de kerk ging men op familiebezoek en dan om 12 uur weer naar de Groene Weide. Mebius moest daar altijd het eerst weg omdat hij een paard had dat geen brik voor zich dulde, hetgeen bij Mebius paste.
Hij bekleedde velerlei functies, was bestuurslid lid van het Armbestuur, van het koor, van de Boerenleenbank, van St Martinus. Dat hij dit niet voor de vorm was blijkt duidelijk. Mebius’ lidmaatschap van het bestuur van Huize Martinus had vooral te maken met het toezicht op de pacht van de landerijen, welke Huize Martinus bezat. Als lid van het Armbestuur ging Mebius op de fiets rond met de knipbeurs.

Oldeclooster circa 2000
Zijn naaste buurman op Oldeclooster was Douwe van der Werf. Douwes zoon Folkert beschrijft hoe zijn vader in grote moeilijkheden kwam. Zij moesten hun boerderij verkopen maar konden haar, zoals dat in dergelijke omstandigheden vaak wel het geval was, niet weer van de nieuwe eigenaar pachten. Van alles werd ondernomen. Onder Bozum werd een koemelkerij openbaar verkocht. Folkert schrijft: “Het hoogste bod daarop werd gedaan door een gemachtigde van Mebius Franciscus Kramer, landbouwer te Oldeclooster …. De koop vond niet plaats op naam van vader, omdat er nog schulden waren ….maar de koper was Kramer en de koopprijs was door hem en enkele andere kennissen bijeengebracht. Onze buurman en de anderen deden dit geheel belangeloos!….” Uit deze beschrijving van Folkert van der Werf spreekt dankbaarheid, en ook iets van werkelijke betrokkenheid van Mebius met het lot van anderen.
Zijn omgang met de mensen op de boerderij is ook bekend. Toen hij wat ouder werd deden zijn zonen Gerrit en Hendrik de boerderij maar de meesterknecht Minne Bonnema, die al vanaf het begin in 1901 op de boerderij was, bleef onmisbaar. Deze woonde in een piepklein huisje in Hidaard en wekte iedere morgen om 4 uur de boer. Toen hij op die tijd op 26 april 1943 vernam dat de boer gestorven was, was het enige wat hij uit kon brengen: “dan zal ik de molenwieken maar in de rouwstand zetten”. Er heerste in Oldeclooster een patriarchale, maar ook zeer sociale sfeer. Arbeiders werden gerespecteerd. Het grote gezin van Minne werd bij ziekte en kraambed geholpen. Vele van diens kinderen hebben hun eerste werkervaring in Oldeclooster opgedaan, tot de laatstgeboren zoon toe, hoewel hij “mongool” was. Meiden en knechten zaten mee aan tafel, tenzij er familiebezoek was en in de deftige kamer in plaats van in de woonkeuken gegeten werd.
Ook zijn familie kon op hem rekenen, zoals bijvoorbeeld zijn zus Pietje en schoonzus Gesina ervaren hebben. Hij was wel een strenge man, rechtstreeks in zijn uitingen, niet gemakkelijk van standpunt te veranderen, maar wel redelijk, vertelde mij zijn tweede zoon Frans in Katwijk. Diens wens om Fransciscaan en missionaris te worden kon hij maar moeilijk accepteren, totdat priesterzwager Jan Galama (in 1942 in Dachau gestorven) hem daarvoor kapittelde: “roeping niet in de weg te staan”. Ondanks toestemming in een kortregelige brief aan zoonlief, bleef hij kritisch: “Wat wil je toch bij die wilden”! Na Frans’ vertrek naar China in 1929 heeft hij hem niet meer mogen ontmoeten.
Ook in het dagelijks leven werd de orde met een zekere strengheid bewaard. O wee als de kleinkinderen van zich lieten horen in het slaapuurtje na de middagmaaltijd. Het was hen met een “net for de gleazen kommen, jer” ten strengste verboden in dat uurtje in het hof voor de boerderij te spelen. Dit waagden ze dan ook niet.

Mebius Kramer
Mebius moet dit alles met een vanzelfsprekendheid gedaan hebben, die degenen die hem niet goed kenden misschien wel eens verbaasd heeft doen staan. Toen hij zijn zwager Gerrit van der Werf van het Houtstek in het ziekenhuis buiten bezoektijd ging opzoeken diende hij zich alsvolgt bij de deur aan: “Ik ben Mebius Kramer uit Bolsward, doe de deur open!”. Ook het Ypenburg-verhaal past hierbij.
Mebius overleed, 71 jaar in de vroege morgen van 26 April 1943 tengevolge van een beroerte en hij werd begraven te Blauwhuis de 29e d.a.v. Zijn tweede vrouw Petronella Albada Jelgersma overleed vele jaren later 12 october 1980 te Bolsward, in de leeftijd van 93 jaar, en werd daar ook begraven. Tot het laatst toe redelijk gezond, mocht zij terugzien op een gewaardeerd leven als vrouw van Mebius, helaas maar voor 16 jaren, en als moeder van een groot gezin voor gelukkig wel 53 jaren. Het was opvallend hoe zij zich als stadse vrouw aanpaste aan de geheel andere eisen en leefomstandigheden waaraan een boerin toentertijd werd onderworpen. Dankzij haar zorgzame, verstandige en vrolijke aard – zij had ook Brabantse voorouders – ontstond er een hartelijke band met de kinderen. Haar erfdeel heeft het gezin door de moeilijke crisisjaren geholpen. Haar kleinkinderen vergeten de boterhammen met dik hagelslag niet meer, evenmin als de pruimen uit de “toevallig” opengegane weckflessen waarop zij getrakteerd werden. In 1943 nam zij twee onderduikers in huis, in 1944/45 ook nog hongerkinderen uit Rottterdam. Samen met Henk, de jongste zoon van Mebius, bestierde zij de boerderij, totdat zij bij diens huwelijk in 1948 naar haar ouderlijk huis in Bolsward terugkeerde. Daar gingen de familiebijeenkomsten onveranderd door, met als hoogtepunt de “sop van Moeke”. Ook de kleinkinderen logeerden er graag. Haar intrek in het ouderlijk huis te Bolsward zou voor voorlopig zijn, schrijft haar tantezegger Johan Albada Jelgersma, die daar thans nog woont. Dat was tenminste de bedoeling. Vanwege de woningnood werd het uiteindelijk 20 jaar. Toen Mgr. Constans (Frans) Kramer in 1952 vermagerd uit de gevangenis in China kwam heeft zij gezorgd dat hij weer aan kon sterken. “Het huis mijns vaders heeft vele woningen”, was het gevleugeld woord van Frans, doelende op de bewoning van het huis door vele tantes. Toen meer verzorging nodig werd ging zij in 1968 , 81 jaar, naar Huize Martinus, en daarna nog enkele jaren naar Hylckenstein. Zij werd in Bolsward begraven.
DE KINDEREN
Mebius en Elisabeth hadden tien kinderen. Zij werden allen te Oldeclooster geboren en zij gingen ook allen in Hartwerd op de openbare lagere school. Ik volg hier meestal letterlijk hetgeen Nini, dochter van Mebius, Giene Andela, een van zijn schoondochters (van Hendrik) en kleinzoon Mebius mij vertelden en voor mij opschreven.
YSBRAND
Ysbrand Michiel werd geboren op 17 februari 1902. Hij was kort op de r.k. Mulo te Bolsward, volgde daarna de HBS te Rolduc en studeerde diergeneeskunde te Utrecht, promoveerde een jaar na het afstuderen en werd daarop gevraagd voor de functie van directeur van de melkcontrolestations van de vereniging van particuliere zuivelfabrieken VVZM in Den Haag. In het bestuur van die vereniging zat zijn oudere neef Frans Galama, zoon van Betsie. Een andere neef, Frans Ferwerda, zoon van Klaske kreeg er later ook werk. Ysbrand trouwde op 27 september 1927 te Haarlem met Ida Heems, geboren op 30 december 1903 te Haarlem, jongste van 15 kinderen van een fouragehandelaar aldaar. Ysbrand kreeg door zijn grote inzet, voortreffelijke bestuurskwaliteiten en sociale capaciteiten een grote bekendheid in de wereld van zuivel en diergeneeskunde. Kort voordat hij hoogleraar aan de diergeneeskundige faculteit te Utrecht zou worden, stierf hij op 16 juni 1956, slechts 54 jaar oud. Hij werd in Voorburg begraven. Zijn vrouw Ida woonde nog 40 jaar in het huis te Voorburg. In 1996 ging zij wonen in het verzorgingshuis de Mantel te Voorburg, waar zij 30 april 2002 overleed.. Zij hadden twee kinderen: Mebius 1928 en Ietje 1930, die tot de meest trouwe vakantiegangers op Oldeclooster gingen behoren.
FRANS
Franciscus Gerardus werd geboren op 3 juni 1903. Met 11 jaar ging hij naar het Gymnasium te Rolduc. Na studies te Culemborg, Wijchen en Weert werd hij op 18 maart 1928 priester gewijd, na eerder ingetreden te zijn in de orde der Franciscaanse Minderbroeders met de kloosternaam Constans. Na een jaar studie te Rome vertrok hij in 1929 naar China, waar de Minderbroeders het Apostolisch Vicariaat Luanfu bedienden.

Frans Kramer,
Mgr C. Kramer o.f.m.
Tien jaar later vielen de Japanners China binnen en werd hij net als alle andere missionarissen uit de geallieerde landen gevangen gezet in de hoofdstad Peking. Op 6 februari 1946 werd pater Constans benoemd tot Apostolisch Vicaris van Luanfu en titulair bisschop van Europus Met veel moeite keerde hij nu terug naar Luanfu, doch slechts voor kort. De communisten bezetten het gebied en hij werd in een ‘volksgericht’ veroordeeld tot confiscatie van alle bisschoppelijke goederen en verbanning.
Terug in Peking, werd het vicariaat van Luanfu tot Bisdom verheven. Dit gebeurde op 3 october 1948. Kort daarna werd ook Peking door Mao veroverd. De Minderbroeders werden opnieuw gevangen gezet en aan een “hersenspoeling” onderworpen. 104 Dagen lang moesten zij recht op een stoel zitten van ’s morgens vroeg vijf tot ’s avonds tien uur. Nadat reeds enkele medebroeders waren veroordeeld en het land uitgezet, volgde in september 1952 ook voor Frans de bevrijding.
Terug in Nederland hielp hij kardinaal Alfrink en werd hij rector van het verpleeghuis “De Wilbert” in Katwijk. Zijn oomzegger Mebius (vanYsbrand) heeft in april 1997 met zijn vrouw practisch alle standplaatsen in dat verre, ruwe bergland rond Luanfu bezocht en 4 Chinese priesters ontmoet, waaronder de huidige bisschop, die mgr. Constans (Frans) Kramer OFM nog gekend hebben. Dat heeft hem plezier gedaan.
In de vroege ochtend van 24 januari 1998 is Frans te Katwijk overleden, 94 jaar oud. De laatste jaren van zijn leven werd het gezicht steeds minder, zijn hart steeds zwakker maar zijn geest bleef sterk, zijn liefde voor de Kerk, vooral voor de kerk in China onverminderd, en zijn belangstelling voor de familie groot. Ruim een jaar geleden heb ik hem tweemaal bezocht naar aanleiding van de kroniek, die ik toen schreef betreffende mijn grootouders Ysbrand Galema en Betsie Kramer, zijn oudste tante. Hij was verheugd te horen over zijn oudere neven en nichten (mijn vader, en mijn ooms en tantes), die hij als kind gekend had in Friesland maar daarna nimmer meer had gezien.
Hij vertelde hoe de herinnering aan de familie in en rond Bolsward tijdens zijn gevangenschap een grote troost voor hem was, de gedachte aan al die mensen die zo goed voor hem waren. Hij zag hen dan, gaande van boerderij naar boerderij, voor zich. Hij zei mij bij het afscheid op hartelijke manier “God zegene je, binnenkort krijg je een mooi prentje van mij.” Enkele weken voor het overlijden van zijn heeroom Frans, mgr Constans Kramer, schreef zijn neef Mebius uit de Bilt een jeugdherinnering over Rolduc op, die zijn heeroom hem vertelde bij gelegenheid van een van de bezoeken, die hij hem in het laatste jaar van zijn langdurig leven bracht. Heeroom Frans overleed 24 januari 1898.
Rolduc
Ysbrand en Frans gingen in 1914 voor het eerst naar kostschool, het Bisschoppelijk College te Rolduc, diep in Zuid Limburg. Nog in het donker verlieten zij, 12 en 11 jaar oud, in de door Hait gemende brik de zo vertrouwde boerderij. In Nijland namen zij afscheid om met de Stoomtram naar Heerenveen te gaan. Oom Gerrit van der Werf, die als houthandelaar een man van de wereld was, begeleidde de jongelui (er waren ook Van der Werfen en Van de Oevers uit Bolsward bij). Uit Heerenveen bracht de stoomtrein hen naar Utrecht, waaronder zijn toezicht de middagmaaltijd gebruikt werd. Dan stoomde de speciaal door het college gehuurde trein uit Amsterdam de overkapping binnen. De jongens werden toevertrouwd aan de meereizende leraren van Rolduc.
Na nog veel stopplaatsen waar leerlingen werden opgenomen bereikte de trein tegen donker het perron van Rolduc. Paard-en-wagens stonden klaar voor de koffers; de jongens werden in een stoet opgesteld en liepen, belicht door fakkeldragende begeleiders door een bos naar Rolduc, een kasteelachtig gebouwencomplex dat ineens voor hen opdook. Daar scheidden zich hun wegen. Frans, die tot dan toe angstvallig de hand van Ysbrand had vastgehouden, moest die loslaten “En toen moest ik huilen”, vertelt hij tachtig jaar later. Vergeet niet dat zij maar 2 of 3 keer per jaar op vakantie thuiskwamen. Andere tijden
AALTJE
Aaltje (Alida Regina) werd geboren op 12 october 1904. Zij was de oudste dochter, 15 jaar toen haar moeder overleed. Zij heeft toen hard mee aangepakt in het grote gezin. Zij trouwde met Niek (Nicolaas) Zeinstra, geboren op 1 september 1895 te Schalsum. Zij betrokken een grote ontginningsboerderij Räthia te Groesbeek. Reeds enkele maanden daarna werd Aaltje ziek. Haar ziekte zou 19 jaar duren, reden waarom doorgaans een jongere zus in het huishouden hielp naast de hulp die door de wijkzuster werd geboden. Mede hierdoor was het daar een eldorado voor vele logerende familieleden.
In 1944 stond te midden van het oorlogsgeweld een boerenkar klaar met daarop een bed voor Aaltje. Na een nachtelijke vlucht volgden vele omzwervingen. Niek voorop, Boukje, zus van Aaltje, en nicht (mijn tante) Clasien, verpleegster (dochter van Betsie), die het oorlogsgeweld in Nijmegen was ontvlucht, achter de boerenkar. De boerderij werd volledig verwoest. Ze vonden een toevlucht in Ewijk, waar een heeroom van mij (heeroom Antoon, broer van mijn moeder) pastoor was. Boukje leerde daar haar latere man Albert Jansen, zoon van de kerkmeester, kennen. Teruggekeerd in Groesbeek werd een prachtige nieuwe boerderij gebouwd (thans golf-restaurant). Aaltje heeft daar niet meer van genoten want op 23 mei 1950 overleed zij, 46 jaar oud. Niek overleefde haar tot hij op 4 october 1983 overleed. Hij was een echte Fries: direct, weinig woorden, actief kerkmeester, capabele boer en gehecht aan beide families.
SIEB
Siebrigje Apollonia werd geboren op 19 maart 1906. Zij ging enige jaren naar het pensionaat St.Anna te Harlingen en zij huwde met Ignasz Wolke, geboren op 5 october 1901 te Bolsward. Ignasz was een broer van Joost Wolke, die gehuwd was met een nicht van Sieb, Betty Ferwerda (moeder Klaske). Zij gingen wonen achter de winkel van de textiel-en woninginrichting van de familie Wolke te Bolsward in de Dijkstraat. Dit pand werd later bij Het Hof van Holland getrokken. Zij verhuisden toen naar it Skilwijk te Bolsward, naar het ouderlijk huis van Ignasz. Ignasz overleed op eerste Kerstdag 1966 te Bolsward. Met hem ontviel een bijzonder warme, belangstellende, muzikale en dichterlijke man het gezin en de familie. Hun woning was de zoete inval voor alle familieleden, die zondagsmis of markt in Bolsward bezochten. Sieb woonde op het Heeghout, korte tijd in Hylckenstein en daarna in het verpleeghuis Bloemkamp te Bolsward, waar zij Sieb en Ignasz kregen 9 kinderen: Elly1933, Hermann 1935-1971, Nel 1837 jong ov., Nel 1938, Joop 1940, Mebius 1942, Cis 1943, Ada 1945-2004, Constans 1947.
MICHIEL
Michiel Ysbrand werd geboren op 12 juni 1907. Hij wilde priester worden en ging naar het Klein Seminarie in Culemborg. Na een schaatswedstrijd vatte hij kou en kreeg longontsteking. Het bleek tuberculose te zijn, een gevreesde ziekte in dicht bewoonde kostscholen. Door zijn aanstaande schoonzus Ida van Ysbrand werd hij naar huis begeleid, waar zijn zus Sieb hem nog enkele maanden verzorgde. Hij overleed op 8 juli 1925, 9 dagen na de promotie van zijn oudste broer Ysbrand. Uit een der verhalen komt Michiel over als een “lieve, zonnige, en goedlachse jongen”
GERRIT
Gerrit Franciskus werd geboren op 17 mei 1909. Hij ging enige jaren naar de r.k. Mulo in Bolsward en volgde later landbouwcursussen te Bolsward. Hij kwam daarna te werken op de ouderlijke boerderij. Hij trouwde op 17 mei 1943 met Isabella (Bella) Wolke, een zus van zijn zwager Ignasz Wolke, geboren op 26 juni 1911 te Bolsward. Zij had eerst in de winkel van haar broer gewerkt, volgde de verpleegkundige opleiding te Eindhoven en was verpleegster te Sneek. Hun huwelijk was twee weken uitgesteld, vanwege het overlijden van vader Mebius op 26 april. Tot het najaar moesten zij noodgedwongen op Oldeclooster blijven inwonen, omdat de zittende boer hun boerderij te Peperga met steun van NSB-zijde weigerde te verlaten. Hun boerderij is inmiddels verdwenen, afgebroken omwille van de autoweg van Meppel naar Leeuwarden. Gerrit stierf, 14 augustus 1975, jong, evenals zijn broers Ysbrand en Henk aan maag-darm-kanker. Hij was een emotionele, huiselijke man, gemakkelijk in zijn contacten, vol heimwee naar dat mooie Oldeclooster, meer bestuurder dan boer, blij met familiebezoek.
Bella overleefde hem in Heerenveen nog bijna 8 jaren, een uitstekende verpleegster; een zorgzame, gezellige en gastvrije vrouw. Zij stierf op 11 mei 1983 als logé bij haar geliefde schoonzus Ida in Voorburg en werd bij Gerrit in Steggerda begraven. Zij kregen 7 kinderen: Mebius 1944, Cissy 1946, Constans 1948 – 1995, Elsa 1950, Herman 1951, Nelleke 1954 en Trees 1956.
BOUKJE
Boukje Akke werd geboren op 20 november 1911. Zij was doorgaans in Groesbeek, terwille van haar ziekelijke zus Aaltje. Op de vlucht voor oorlogsgweld leerde zij in 1944 in Ewijk de boerenzoon Albert Jansen kennen, zoon van een der kerkmeesters, waar zij regelmatig melk ging halen. Zij trouwde op 26 october 1948 met Albert, geboren op 3 augustus 1916 te Ewijk. Zij gingen wonen in Groesbeek op de boerderij “Klein Amerika”, een paradijs voor vele logerende familieleden. Haar hele leven bestond uit het bieden van de helpende hand aan familieleden en vrienden. In Groesbeek verzorgden zij samen jarenlang vier ouderloze kinderen. Later rentenierden zij in Heerenveen, in Beesd, Oss, en wederom in Heerenveen in “Oranjewoud”, waar Boukje overleed op 22 november 1995, als haar vader tengevolge van een beroerte. Albert overleed eveneens te Heerenveen op 17 januari 1998, kort na een noodlottige val.
HENDRIK
Hendrik Mebius (Henk) werd geboren op 10 juni 1913. De hele lagere schooltijd zat Henk met tweeën in een klas en moest dan leerlingen in lagere klassen helpen. Toch volgde hij met gemak het Gymnasium op het St.Canisiuscollege te Nijmegen. Bij de aanvang van het derde jaar bracht zijn vader hem naar de tramhalte, voorheen Tolhek, maar hij stapte bij de volgende halte te Nijland weer uit, en ging te voet naar huis, met grote schrik. “Nu kun je twee dingen doen”, zei zijn vader, “Of aan de studie of aan het werk op de boerderij.” Hij koos het laatste. En het werd een goede keuze.
Hij trouwde op 4 mei 1948 met Regina(Giene) Andela, geboren op 19 februari 1913. Zij was een dochter van Paulus Yeb Andela en Gerritje Hans Zeinstra van de Thaborboerderij te Tirns (Tritsum) Giene was opgeleid als landbouwhuishoudlerares te Posterholt. Samen zetten zij het boerenbedrijf in Oldeclooster voort, wat Henk met “Moeke” al sedert 1943 had gedaan. Giene moest het vanaf 1966 met behulp van de kinderen doen, nadat Henk op 17 juni, slechts 53 jaar oud, was overleden. Hij is in Blauwhuis begraven. Bij gebrek aan een opvolger vertrok Regina naar de Sneekerweg te Bolsward, nadat de kinderen op hun bestemming waren: Mebius 1950, Gerry 1951, Betty 1952-2002 en Nelleke 1953.
NINY
Regina Catharina) werd geboren op 3 juni 1915. Na de lagere school te Hartwerd was zij enige jaren op het Pensionaat St Anna van de zusters te Harlingen. Tot haar dertigste hielp zij haar ouders in de huishouding en op de boerderij. Zij koos na 1945 voor een verzorgend beroep en volgde in de tweede helft van de jaren 40 de verpleegsteropleiding Vronestijn te Voorburg, waar in die tijd ook de latere vrouw van haar tantezegger Mebius van Ysbrand haar opleiding kreeg. Daarna trouwde zij op 2 februari 1967 met Jacob(Jappie) Johannes Galama, geboren op 12 april 1906 te Blauwhuis, zoon van Michiel Galama en Margaretha Veltman, en weduwnaar met 7 kinderen, te Rutten bij Lemmer in de NOP. Jappie viel goed in de familie, als gezellige en gastvrije prater en flexibele boer. Nadat zijn zoon Michiel de boerderij had overgenomen, gingen zij eerst in Nijland en later in Bolsward wonen, en wel in het appartementengebouw het Heeghout. Niny woont daar vanaf 1988 alleen; nu in het nieuwe Heeghout. Jappie overleed op 16 juni 1988. Zij is als de enige van de 2 overlevende kinderen de familiespil voor de ouderen van de 1e tot 3e generatie na Mebius. Zij hield tot op het laatst veelvuldig contact met haar broer Frans, die zij iedere Zondagavond opbelde en op de hoogte hield.
PIETSIE
Pietsie (Petronella Johanna) werd geboren op 13 maart 1920. Zij was vijf jaar jonger dan Niny en daarom de lieveling van allen, de bezige, opgewekte en praatzame jongste loot aan de stam. Zij ging o.a. naar de r.k. Mulo te Bolsward en woonde dan gedurende de week bij haar zus Sieb te Bolsward. Na het huwelijk van Boukje in 1948 werd zij de steunpilaar van zus Aaltje en zwager Niek te Groesbeek, ook na het overlijden van haar zus (1950).
Op Nieks boerderij, en later rentenierend in het dorp was grotere gastvrijheid en gezelligheid niet denkbaar. Een zeldzame neurologische ziekte maakte op 13 februari 1980 een tragisch einde aan haar optimistisch leven. Zij werd in Blauwhuis begraven.

26 juli 1927: huwelijk van Mebius Kramer en
Petronella (Nellie) Albada Jelgersma.
Mebius’dochter Nini en zijn schoondochter Giene Andela hebben alle gasten opgeschreven op bovenstaande huwelijksfoto van Mebius en Nellie:
Staande vlnr: Jan Ysbrand Galama – Michiel Ysbrand Galama – Gerrit van der Werf – Philomene Albada J. – Theodorus Albada J. – Gesine Kramer-Harbers – Sieb Kramer – Dorus Ferwerda – Agnes van der Werf- Hesselmann – Oeke Albada J -Engwirda – Hendrik Kramer – Nina Albada J.- Muurling – Anna Albada J. -Willem Albada J. – Catharina Galama-Rijpkema – Akke Kramer-Galama- Dirk Kramer.
Zittend vlnr Aaltje Kramer – Frans Kramer – Moeder Nellie – Pietsie Kramer – Ida Kramer-Heems – Ysbrand Kramer – Johanna Tiel-Groenestege – Kramer -Klaske Ferwerda- Kramer.
Liggend vlnr Boukje, Niny en Hendrik Kramer.
Mebius van Ysbrand Kramer besluit zijn belangrijke bijdrage aan deze beschrijving van de loten aan de tak Mebius van de stam Frans Kramer en Siebrigje Brandsma, die ik vrijwel letterlijk heb weergegeven, door met trots te vermelden:
“Mebius van Oldeclooster heeft 4 kleinzonen gekregen, waarvan 2 vóór zijn dood in 1943 geboren zijn, die naar hem genoemd zijn (van Ys, Sieb, Gerrit en Henk). Zij ontmoeten elkaar nog vrij vaak en hebben, toen hun (tweede) Oma 80 jaar werd (1967) het Mebius-lied gedicht en gezongen. Inmiddels is ook al een achter-achter-kleinzoon Mebius gebo ren (Londen, 1994), de 7e generartie na Mevis Hendriks Brandsma (Swichem 1771). Nooit eerder leefden 5 Mebiussen tegelijk.”
RELATIES TUSSEN DE FAMILIES KRAMER EN GALEMA/GALAMA
De volgende weergave is gesneden koek voor een echte genealoog. Zo’n echte genealoog (zoals mr. Sible Hettinga te Harlingen) vond, daarnaar gevraagd, een kroniek als deze minder prettig te lezen dan een echt genealogisch boek. Het hangt ervan af welke bril je opzet. Ik verlang geenszins dat de lezer van deze kroniek het volgende kan verstaan. Toch schrijf ik het op, al was het maar alleen om genealogen te bekeren (als dat mogelijk zou zijn).
Mebius Kramer was niet de enige die met een Galama huwde. We weten uit de verhalen in deze kroniek dat Gerrit Klazes Kramer en Ysbrand Klazes Galema goede bekenden waren en regelmatig samen thee dronken, nu eens in Longerhouw, dan weer in Bolsward op It Heechhout.
Gerrit had maar één zoon Frans ( en een dochter Trui (Geertruida)). Ysbrand had drie zonen: Klaas , Jan en Michiel (en vijf dochters: Froukje, Trijntje, Sytske, Sjutje en Teatske ).
Onder hun directe nakomelingen vind ik de volgende Kramer-Galema en Galema-Kramer relaties.
Galema en Galama betekent alleen een verschil in schrijfwijze.
Dirk Frans Kramer’s vrouw was Akke Galama: een kleindochter van Michiel Ysbrands Galama.
Mebius Frans Kramer’s 1e vrouw was Elisabeth Galama; een kleindochter eveneens van Michiel Ysbrands Galama
Betsie Frans Kramer’s man was Ysbrand Galema, zoon van Jan Ysbrands Galema
In de volgende generatie:
Hiske Hendrik Frans Kramer’s man was Anno Galama: een zoon van Haye Michiel Ysbrands Galama
Anna Johanna Frans Kramer’s (Johanna Frans trouwde Joannes Tiel Groenestege) man was Ysbrand Haye Michiel Ysbrands Galama (weduwnaar van Jetske Wybenga)
Anna Apollonia Frans Kramer’s man was Bernard Ysbrand Klazes Galema
Ploon (Apollonia) Frans Bauke van de Meer’s (Bauke was getrouwd met Apollonia Frans Kramer) man was Ysbrand Bernard Ysbrand Klazes Galema
KRAMERKRONIEK 2005:
*U bevindt zich op ‘Mebius’*
Gebruik, Inhoud, Voorwoord, Indeling en Overzicht.
Gerrit Klazes Kramer en Hendrik Mebius Brandsma
Frans Kramer en Siebrigje Brandsma
Betsie, Hendrik, Apollonia, Johanna, Gerrit, Dirk, Klaske, Mebius, Pietje.
Register.